Adembenemende tocht naar Theth


Dag 24 – 14 juni

Van Kruja rijden we in een paar uur over een goede weg naar Camping Lake Skohdra Resort, een aantal kilometers ten noorden van Skhoder. Een heel mooie camping, aan het meer gelegen, met sanitair naar West-Europese maatstaven en een restaurant met overdekt terras. De camping biedt o.a. een tweedaagse tocht naar Theth aan en die gaan we maken!
Het geheel door bergen ingesloten dorpje Theth wordt genoemd in het boek De herberg met het hoefijzer van A. den Doolaard.


Dag 25 en 26 – 15 en 16 juni  

Theth


Klokslag acht uur ’s morgens staan we klaar om opgehaald te worden door een 4x4 voertuig. Althans dat denken we. “Het busje haalt eerst andere mensen op maar is tussen acht uur en half negen hier”, vertelt de campingbaas ons. Tegen half negen komt er een ca. 25-jaar oud oranje Mercedes-busje de camping oprijden. Op het dak zijn onder meer  een tafel, een stapel plastic schroten en diverse kratten vastgesjord. In het interieur zitten behalve de chauffeur zo’n 12 Albanezen. Een zit op een plastic krukje tegen de schuifdeur geklemd, zodat er voor ons toeristen nog twee reguliere zitplaatsen over zijn. Dit is ons vervoer naar Theth. 




Ingeklemd tussen de zwetende Albanezen gaan we op weg. Eerst over de hoofdweg een stukje naar het Noorden tot de afslag naar Theth. Het eerste gedeelte van die weg blijkt zowaar te zijn geasfalteerd. De weg is niet breed maar keurig glad en voert nog langs huizen. We zien dat er o.a. lavendel wordt verbouwd en rijden bijna recht op de grijsgranieten bergrug af. In een duizelingwekkend aantal haarspeldbochten gaan we naar boven, waarbij de potige chauffeur er geen been in zit om al draaiend aan het stuur met zijn andere hand een gesprek met zijn mobiel te voeren. Want hoe hoog we ook zullen klimmen en hoe onherbergzaam de bergen ook op ons neerkijken, de mobieltjes blijven bereik houden! 



Let op de stenen



De chauffeur houdt onderweg nog ergens een koffiepauze en na zo’n twee uur draaien en slingeren zijn we boven op de bergrug. Er staat een groot kruis en we zien twee Albanese vrouwen in ons gezelschap eerbiedig een kruisje slaan. Is het eerbied of bidden ze voor het vervolg van de tocht. Want zou een vaardige chauffeur met de nodige ervaring een gewoon camperbusje nog wel tot dit punt kunnen sturen, hierna wordt het andere koek. Na het kruis begint de eigenlijke pas en houdt het asfalt op 


Wat blijft is een met stenen bezaaid smal pad langs de bergwand, terwijl rechts het ravijn ons aangaapt. Grommend in de eerste versnelling zwoegt het busje zich door de bochten over de pas en naar beneden. Het uitzicht is letterlijk en figuurlijk adembenemend. Al hobbelend volgen we het slingerende pad. Het is duidelijk dat in de winter of bij slecht weer deze route volstrekt onbegaanbaar is. Na de eigenlijke pas worden we – nog steeds over het slingerende keienpad – aan de andere kant van de berg naar ons gevoel wat beschermd door de bomen op de helling. We durven weer adem te halen. Zo komen we na een tocht van zo’n 3,5 uur in Theth. Wij worden gemaand uit te stappen; het busje hobbelt verder, langs de rivier, dieper het dal in. 

Een jongen die een beetje Engels spreekt gaat ons door een paadje langs een weitje voor naar ons guesthouse.
Daar wanen we ons in een niet meer bestaande tijd. Onze kamer met ouderwets degelijke bedden heeft een planken vloer. De cementen muren zijn smetteloos wit gekalkt en er is een badkamer met wastafel, douche en toilet Aan het lage houten plafond bungelt een peertje. Op het terras krijgen we een eenvoudige lunch met soep, salade en schapenkaas geserveerd. ’s Avonds en de volgende dag eten we binnen. Afgescheiden van de keuken door middel van een gordijn zitten we in een vertrek met ook witgekalkte muren, ruwhouten tafels, waar omheen oma’s stoelen met trijpen zittingen en kaarsrechte rugleuningen. De conversatie met onze gastheer en gastvrouw blijft beperkt tot lachen en gebaren.

Maar hoe eenvoudig de omgeving ook is, in de keuken staat de gehele dag de TV aan. 

Terras van het guesthouse


Onze slapkamer


We hebben effectief een middag en een ochtend in Theth. We wandelen naar het eigenlijke dorp, niet meer dan een handjevol huizen en een kerkje en lopen een eindje langs de rivier. Aan het vele grind, de stenen en boomstronken te zien, is dit in delen van het jaar een woeste stroom, die wel 50 meter breed kan worden. De bergen rijzen met scherpe, grijze kammen aan alle kanten op. De natuur is prachtig, majestueus  en ruw en grimmig tegelijk. 










Het is jammer dat onze gastheer en gastvrouw geen Engels spreken; we hadden hen graag dingen gevraagd. De alles overheersende vraag daarbij is wat mensen beweegt om zo afgelegen te willen wonen.Inkomsten moeten komen uit het bewerken van het land en het opkomende toerisme van wandelaars en natuurliefhebbers. Dit laatste is waarschijnlijk de hoop van Theth; er worden diverse guesthouses bijgebouwd. 

Kerkje in Theth




Auto's moeten soms door de rivier om verder te kunnen. In Theth is overigens een brug


Het keienpad


 In de omgeving van Theth is veel meer te wandelen dan wij hebben gedaan. Goede wandelschoenen zijn dan wel essentieel. Helaas ontbrak het ons ook aan een goede wandelkaart of route. Later hebben we wel begrepen dat mensen met een lokale gids de bergen in trekken en dan op een afgesproken punt weer worden opgehaald. 

Veel informatie voor mogelijkheden hiervoor is te vinden op http://thethi-guide.com maar eigenlijk moet je als je een langere wandeling wilt maken op deze excursie nog een nacht bijboeken. 

Op de terugweg worden we wel opgehaald door een 4x4 voertuig. We delen de bepaald niet nieuwe  Range Rover met ruim 277.000 kilometer op de teller met een Zwitsers stel. De inwoners van Theth gebruiken deze toeristenritten duidelijk ook als een soort boodschappendienst. De chauffeur krijgt van buren een gastankje aangereikt, kennelijk met de vraag dit om te ruilen voor een volle. Een andere buurvrouw komt een pakje brengen, dat mee moet naar Skhoder. We hebben ’s morgens al een andere 4x4 auto gezien, die voor een jongen twee volle plastic flessen benzine meebracht voor diens brommer.

Over de bergpas


De terugweg: links de bergwand, rechts het ravijn


En op het asfalt kom je niet alleen tegenliggers tegen

Deze retourauto is wat sneller maar schokt en stuitert nog meer. Ook deze chauffeur houdt van bellen onder het rijden en voert verhitte gesprekken met de enige Albanees in ons gezelschap, die op een bankje achterin de bagageruimte zit. Na 2,5 uur levert hij ons weer af bij de camping. We zijn een onvergetelijke herinnering rijker.  . .